‘Het is toch familie’

Op 28 juli 1955 schreef moeder-overste patiëntjes nummer 57 en nummer 58 in haar administratieboekje. Het was de tweeling Freddy en Rudy van de Water. Vijf jaar oud waren ze toen ze op Nieuwenoord kwamen wonen. Binnenkort vieren ze hier hun 70ste verjaardag. Hun oudere broer Nico vertelt bij hem thuis in de Noordoostpolder hun verhaal.

Tekst: Lisette Stekelenburg / fotografie: Ineke Oostveen

“Ik was een jaar of zeven toen ze naar Nieuwenoord gingen. Ze woonden toen al een tijdje niet meer thuis. Ik kan me nog herinneren dat mijn broers geboren waren. Na school kwam ik thuis en daar lagen ze in hun wiegjes. Ze waren de laatste twee in een groot katholiek gezin van zeven kinderen. Nakomelingetjes en blind bij geboorte. Ik weet nog dat ze als baby vrolijk en blij waren. Hoe ze altijd naar ons lachten en hun armpjes naar je uitstrekten als je bij hun bedje stond.”

Zweedse professor

“Alles veranderde na de oogoperatie door de Zweedse professor. Deze man was gespecialiseerd in netvliesoperaties en kwam met mijn ouders praten. Hij kende de nieuwste technieken en zou de jongens kunnen helpen. Of ze toestemming wilden geven? Mijn ouders dachten ‘blind is blind en blinder kunnen ze niet worden’. Bovendien had iedereen in die tijd het idee dat een professor de lieve heer zelf was. Na drie weken kwamen ze uit het ziekenhuis en dat was voor ons een heel nare tijd. Ze gilden dag en nacht van de pijn. ‘Ik heb gefaald’, zei de professor en weg was ie. Terug naar Zweden. Hij liet mijn ouders verslagen achter. Ik denk dat de jongens injecties in de ogen hebben gekregen en dat deze voor hersenbeschadiging hebben gezorgd. Het is duidelijk dat er fouten zijn gemaakt.”

Uit beeld

“Vanaf dat moment moesten we als kinderen rekening houden met de tweeling. Stil zijn en niet teveel lawaai maken. Bovendien draaiden mijn ouders voor alle kosten op. Dat was in die tijd nog niet goed geregeld. Toen de jongens thuis echt niet meer te handhaven waren, gingen ze naar een tehuis voor ongehuwde moeders. Ook dat betaalden mijn ouders voor een groot deel zelf. Uiteindelijk kwamen ze op Nieuwenoord terecht. Waarschijnlijk omdat we katholiek waren. Voor ons broers en zussen waren ze vanaf dat moment uit beeld. Mijn ouders gingen wel op bezoek, maar wij zijn nooit gaan kijken. Mijn ouders hebben dat ook tegengehouden. Ik weet wel dat mijn jongere zus één keer is geweest en toen zo is geschrokken. Ze dorst er nooit meer naar toe. We hebben er als broers en zussen ook nooit meer over gesproken.”

Van den Muijsenbergh

“Ik kwam rond 1980 voor het eerst op Nieuwenoord. Mijn ouders werden ouder en vroegen of ik bewindvoerder wilde worden. Ik besloot dat te doen. Mijn vrouw steunde mij in die beslissing. Dat was nog in de tijd van directeur Van den Muijsenbergh. Wat een lieve man was dat. Hij nodigde mij uit voor een gesprek en liet me eerst een filmpje van Nieuwenoord zien. Hij wilde dat ik een realistisch beeld had. Daarna zag ik mijn broers weer voor het eerst. Ja, hoe dat ging? Dat weet ik niet meer precies. Ik herinner me nog wel een heel groot bad waarin de kinderen allemaal speelden. Wat een lol hadden ze met elkaar. Ik noem ze nog steeds kinderen. Want dat zijn ze toch nog steeds in hun hoofd: kinderen van een jaar of drie.”

Schuldig voelen

“Vanaf toen ging ik één keer per maand samen met mijn vrouw en moeder bij ze op bezoek. Ik woonde toen in Leiden, haalde mijn moeder op in Hoogvliet en reed dan door naar Baarn. Om na het bezoek die hele route weer terug te rijden. Dat heb ik jaren gedaan, totdat het voor mijn moeder teveel werd. Ze was toen 96 jaar. Mijn ouders zijn zich volgens mij altijd schuldig blijven voelen. Mijn vrouw en ik bleven nog wel op bezoek komen. Het is toch familie. Of ze ons herkenden? De begeleiders zeiden van wel. We hebben ook leuke dingen met hen meegemaakt. Ruud was altijd een druk kind en hij praat ook een beetje. Hij is echt een boefje. Zo speelde mijn vrouw een keer piano en toen gooide hij de klep er opeens op. Ze kon nog net op tijd haar vingers weghalen. Fred is rustiger en erg zenuwachtig. Hij beeft ook veel.”

Pluim krijgen

“De nonnen heb ik niet meegemaakt. Ik herinner me nog wel een Belgische begeleider. Marc Daems heette hij. Als hij kwam, stond Ruud al klaar voor de deur. Dan mocht hij in bad. Ruud is dol op water. In de loop der jaren heb ik natuurlijk veel gezichten gezien. Sommige onthoud je, maar je bouwt niet met iedereen een band op. Ach, de begeleiders zijn wel lief voor de kinderen. Daarvoor mogen ze ook wel eens een pluim krijgen. De jongens zijn niet voor niets zo oud geworden. Ik hoop dat ze nog bij elkaar wonen trouwens. Ik wil dat ze altijd samen blijven. Je zag dat ze elkaar altijd opzochten. Er is me wel eens verteld dat Ruud Fred af en toe pest. Maar dat doen alle broers toch? Sinds een paar jaar kom ik niet meer naar Nieuwenoord. Mijn vrouw is inmiddels overleden en mijn gezondheid is ook niet meer best. Mijn broers hebben nu een professionele bewindvoerder. En die regelt alles prima. Ik heb soms wel het gevoel dat ik ze in de steek laat. Alhoewel de begeleiders me nog steeds bellen als er iets is. Dat vind ik prettig. Ik denk er over om samen met mijn kleindochter op bezoek te komen. Bijvoorbeeld voor hun 70ste verjaardag.”